‘Een moeder die vecht voor haar kind. Het is tijd. Kom maar op’
Hanneke Poelmans is de nieuwe columniste van ZwolleNu. Ze schrijft geregeld over wat haar bezighoudt en wat haar verwondert vanuit haar leven in Zwolle. In aflevering 7: No for an answer, over haar ervaringen als moeder van een autistische zoon.
Zó lang had hij er al naar uitgekeken, onze keverjongen. Al minstens twee jaar riep hij trots en verwachtingsvol dat hij zodra hij zes zou zijn zou mogen beginnen. Het wachten was bijna ondraaglijk. De verwachtingen torenhoog, en met militaire precisie, de woorden op een weegschaal leggend, probeerden papa en mama ze wat in te tomen, voorzichtig balancerend tussen eerlijk zijn en dromen kapotmaken. Iets wat bij ‘normale’ kinderen al een kunst is en bij onze speciale keverjongen helemaal. Als zich in zijn hoofd een prachtig, maar onrealistisch beeld heeft gevormd, is het telkens weer schipperen tussen het zelf laten ervaren en het voorkomen van enorme teleurstellingen. Kiezen tussen twee kwaden, want beide keuzes leveren hoe dan ook boosheid (oftewel onmacht om te gaan met de emoties die ongefilterd binnenkomen) op. Of het nu vooraf is (bij het temperen van de verwachtingen) of achteraf (de enorme teleurstelling op het moment zelf). Aangezien achteraf niet altijd even veilig is, voor hemzelf en de omgeving, kiezen papa en mama noodgedwongen vaak voor het eerste. Door schade en schande, met pijn in het hart, en tegen de eigen natuur in. Het moet wel.
Zijn grote droom wilden we nu, voor hem, behouden. In het gesprek waren we eerlijk, vertelden we over zijn beperkingen, zijn angsten, zijn temperament, maar ook zijn prachtige talenten.
Om het wachten op het grote moment draaglijk, of in elk geval inzichtelijk, te maken, maakten we samen een aftelkalender. Met wel 30 vakjes, ja, zo wilde hij het zelf, want zo lang moesten we nog wachten. Elke dag een kruisje, elke dag een beetje dichterbij. De verhalen bleven komen, wat hij straks allemaal zou leren en zou kunnen.
Tot het moment daar was. De grote dag.
Van tevoren hadden papa en mama op de achtergrond al de nodige voorbereidingen getroffen. Een gesprek met de leiding, verwachtingsmanagement. Beducht voor teleurstellingen die we koste wat kost wilden voorkomen. Want die hadden we al zo vaak gehad. De eerste school, het eerste kinderfeestje. De hel. En ook muziekles was, ondanks de inspanningen van de (te) lieve juf, op niks uitgedraaid, en zijn grote droom wilden we nu, voor hem, behouden.
In het gesprek waren we eerlijk, vertelden we over zijn beperkingen, zijn angsten, zijn temperament, maar ook zijn prachtige talenten, zijn liefde voor de natuur, zijn zorgzaamheid naar anderen, zijn bijzondere opmerkingsvermogen. Samen zouden we ervoor gaan. Hij was van harte welkom. Onze harten bloeiden. De structuur van de scouting was perfect voor hem, er was een jaarprogramma, elke week was duidelijk wat er ging gebeuren. Van tevoren bereidden we hem goed voor op wat hij kon verwachten, en heel belangrijk, ook wat níet.
De eerste keer ging boven verwachting goed. Trotse glimlach, grote verhalen. Hij hoorde erbij.
Eindelijk. Tussen ‘normale’ kinderen. En meisjes! Jawel. Op school alleen maar jongetjes in zijn klas, hoe mooi dat hij nu samen met jongens én meisjes een ochtend in de week samen plezier kan maken? Zich voorbereiden op zijn carrière als boswachter later. Want dat hij dat zal worden, daar twijfelt niemand, inclusief hijzelf, aan. Een uitstapje naar de ruimte zal er nog wel bijkomen, om het begin van het heelal te vinden, maar meer als hobby, boswachter dat wordt hij, nee dat ís hij al.
En toen. Bam. De teleurstelling. Toch! En al zo vroeg… De tweede keer al ging het mis, de geplande activiteit ging niet door (zonder vooraf aan te geven, terwijl we zo duidelijk waren geweest over de noodzaak van het voorbereiden, het temperen van de verwachtingen). Kortsluiting in zijn hoofd. Bang. Er werden klappen uitgedeeld. Wie begon, verschilt aan wie je de vraag stelt. Duidelijk was dat het niet goed was. Maar dat het meteen over zou zijn? Dat hadden we nooit verwacht.
Een paar dagen later opeens een mail. Dat het niet kon, het slaan (ja, dat begrepen wij ook wel). Dat zij hem niet de begeleiding konden bieden die hij nodig had, dat hij niet meer welkom was. Het besluit stond vast. Baf. Woede, natuurlijk. Maar vooral verdriet. We hadden júist van tevoren om een gesprek gevraagd, omdat, als duidelijk zou zijn dat ze hem geen juiste begeleiding konden bieden (en er blijkbaar een zero tolerance-beleid gold over slaan), we er niet eens aan zouden zijn begonnen. We wilden juist open en eerlijk zijn. Wat nou als we niks gezegd hadden? Hadden ze dan ook meteen deze maatregelen getroffen? Of werd hij al met een andere blik bekeken en wordt alles daardoor al zwaarder gemaakt? We zijn ervan overtuigd dat dit écht niet elke week zou gebeuren, omdat dat de ervaring is bij plekken waar hij wél in vertrouwen langzaam kan wennen, zoals school en bso, waar het juist fantastisch gaat, zonder incidenten, dat hij daar tot bloei komt en wordt gewaardeerd om wat hij kan. We wisten zeker dat hij ook hier, als hij de kans had gekregen, langzaam zijn draai zou vinden, dat hij een geweldige tijd bij de scouting zou hebben, maar dat was hem niet gegund. Op de grootste wrokmomenten komt de gedachte op wat nou erger is, een kind dat een keer een klap krijgt van een ander kind (wie kreeg dat vroeger niet?), of een jongen wiens droom in duigen is gevallen, die niet welkom is, die steeds weer afgewezen wordt, voor wie het leven sowieso elke dag al zo onveilig en vermoeiend is, omdat het altijd anders gaat dan in zijn eigen hoofd? Wat zou meer schade opleveren?
En hoeveel ouders beginnen er al niet eens aan? Wéten dat het op niks uit zal lopen, zijn verbitterd of gekwetst, bang, beschaamd. Wat voor beeld van de werkelijkheid krijgen de andere ouders en kinderen op deze manier? Als er alleen maar ‘normale’ kinderen bij elkaar zijn, wat afwijkt er niet bij mag horen, wat zegt dat over onze tolerantie? Hoe kun je ooit wennen aan het andere, als je het nooit tegenkomt?
Natuurlijk nemen we het de jonge leidster (amper 18) niet kwalijk dat zij niet de juiste skills heeft om om te gaan met wat net ietsje afwijkt (hoewel leeftijd of opleiding niks hoeft te zeggen, bij sommige mensen gaat het van nature goed, die voelen van zichzelf aan hoe ze onze jongen moeten benaderen). Maar wel de organisatie en de structuur erachter. Kan er in de training van de leiders niet wat meer uitleg komen over omgang met ‘afwijkende’ kinderen? Het hoeft echt niet ingewikkeld te zijn. Als ouders werden we ook onvoorbereid opeens voor de leeuwen gegooid en hebben we het ook geleerd, met vallen en opstaan, maar met vertrouwen.
Een moeder die vecht voor haar kind. Kom maar op. Het is tijd om te gaan opdringen, omdat het moet. Voor die prachtige jongen.
We durfden hem het nieuws niet direct te vertellen. Besloten dat we het zouden zeggen, wanneer hij er zelf om zou vragen. Na enkele dagen rust, komt in de auto, terug van school, plotseling de vraag. Wanneer ga ik weer? Gelukkig kan hij vanaf de achterbank niet zien hoe mama’s ogen beginnen te prikken en ze diep ademhaalt voordat ze hem het nieuws vertelt. Een ingehouden schreeuw voorin, en een luidkeelse achterin de auto. Twee gebroken harten.
Gelukkig komt de steun (in elk geval voor mama) in de vorm van een herinnering aan een bijzondere ontmoeting, eerder. Tijdens een lezing van de bijzondere Aaltje van Zweden, vrouw van die beroemde dirigent, moeder van een prachtige zoon, maar bovenal een krachtige, sterke en wijze vrouw. Met het vermogen om precies te zeggen wat je op dat moment nodig hebt. “Don’t take no for an answer”, zei ze, terwijl ze vertelde over haar eigen strijd en zoektocht rondom de zorg voor haar zoon. “Soms is het vechten. Pionieren. En als het hier niet kan, kan het misschien daar wel. Of je begint zelf iets wat er nog niet is, en waar je andere ouders en kinderen misschien mee helpt. Vraag hulp. Leg uit. Wees sterk. Geef niet op.” Met een enkel handgebaar, en met haar prachtige stem, op precies de juiste toonhoogte, gaf zij andere ouders kracht om niet op te geven. Er te mogen zijn en je niet weg te laten sturen.
Het is een oud patroon, het niet willen opdringen, omdat er eigen ouders zijn die zich nooit wilden opdringen. Maar het is tijd om met die patronen te breken en er te staan. Een moeder die vecht voor haar kind. Kom maar op. Het is tijd om te gaan opdringen, omdat het moet. Voor die prachtige jongen. Omdat niemand anders het doet. Het is tijd om geen nee meer als antwoord te accepteren.
En boswachter, dat wordt ie hoe dan ook wel. Met of zonder voorbereiding. Want onze bijzondere keverjongen zal in zijn leven waarschijnlijk niet de gebaande paden volgen, maar erbuiten treden en ze zelf creëren. Want boswachters, die mogen dat.